IS NIETS BLIJFT GELIJK AAN ALLES GAAT WEG?
In zijn onlangs
verschenen dichtbundel Onaangepaste tijden buigt de Antwerpse dichter
Bert Bevers (Bergen op Zoom, 1954) zich met ingehouden verwondering over het
onvoorspelbare gedrag van het fenomeen ’tijd’.Is ‘Niets blijft’ hetzelfde als
‘Alles gaat weg?’ wordt in het vers Op rust gevraagd.
Uit Bevers’ nuchter maar fijnzinnig registrerende, bedwongen weemoedige verzen
spreekt spanning tussen verlies en behoud. Gestorven of verloren dierbaren,
historische en literaire personages als Einstein, Kafka, Ensor, Eindhovense
kostschoolherinneringen komen in dichtvorm opnieuw en eeuwig tot levern.
Oude tijden sijpelen door in nieuwe. De dichter, die achter het ’afgematte vosje’ uit het gelijknamige gedicht schuilgaat, wil privacy om ongestoord de tijd van alle kanten op zich in te laten werken.
Hier en daar schept Bevers quasi wat orde in de chaos. Door bijvoorbeeld zijn gedichten, 69 in totaal, te alfabetiseren. Een druppel op de gloeiende plaat, want: er is geen houden aan de tijd. Die onaangepaste tijdstroom breekt hoe dan ook baan in een even rebelse versvorm: rijmloze sonnetten of eindrijm dat meer dan eens in een enjambement meegenomen wordt tot ver in de volgende versregel. Zoals:
“De poezen komen vragen om hun maaltje./ Net als vorig jaar begrijp ik moeiteloos / dat klare taaltje. Kranten zijn uit.” Bert Bevers, die dit jaar een van de genomineerden was voor de Schrijversprijs der Brabantse Letteren, is een interessant, oorspronkelijk dichter. Hij weet zijn thematiek in een diversiteit aan onderwerpen overtuigend vorm te geven.
Birgitte Jonkers in Brabants Dagblad, ’s-Hertogenbosch, dinsdag 5 december 2006